Toen ik begin april met Kleine Pruts in het ziekenhuis logeerde, had ik ineens een zee van tijd, aangezien ik gekluisterd was aan die ziekenhuiskamer. TV kon me niet boeien en na één dag had ik het wel gehad met de Humos, Flairs, Storys en consoorten. Zelfs in Edward en Bella had ik geen zin. Toen Manlief mij een avond kwam aflossen en ik even naar huis kon, pakte ik in de rapte nog een bol garen en mijn haaknaald mee. Zonder idee wat ik ermee zou doen. Uit verveling ben ik dan beginnen haken. Zomaar, zonder doel. Met dat de lap groter werd dacht ik in eerste instantie nog aan een vestje. Maar daarvoor bleek het dan weer te breed. En ik haakte maar verder. Tot er ineens een lampje ging branden: als ik naar boven toe zou versmallen en een dichtere steek zou haken en er dan bandjes aan zou voorzien, kon het een soort van popover sundress worden (voor zover een kleedje in wol natuurlijk een ‘sundress’ kan zijn).
Het eerste pand was af toen we naar huis vertrokken. Het tweede was ook vrij snel klaar. Het langst heb ik gehaakt aan de schouderbandjes. Je denkt dat je zo’n smalle bandjes wel eens effe in de rapte zal maken, maar dat valt dus dik tegen. Om deze wat steviger te maken haakte ik deze met allemaal vasten, waardoor het dus veeeeeeeel trager ging. En eens alle stukken klaar waren, duurde het weer even vooraleer ik goesting had om die lappen aan elkaar te naaien. Hoe graag ik ook naai met mijn stikmachien, met de hand naaien is nu niet bepaald één van mijn favoriete bezigheden. Maar hé, ’t is klaar geraakt en ik vind het nog schoon ook. Al is het eerder een overgooierke geworden, gezien het zo ‘doorschijnend’ is.
Kijk ne keer hoe schattig Kleine Pruts haar nieuwe schoentjes zijn.